Mateus 9

2 En Jezus, hun geloof ziende, zeide tot den geraakte: Zoon! wees welgemoed; uw zonden zijn u vergeven.

3 En ziet, sommigen der Schriftgeleerden zeiden in zichzelven: Deze lastert God.

4 En Jezus, ziende hun gedachten, zeide: Waarom overdenkt gij kwaad in uw harten?

5 Want wat is lichter te zeggen: De zonden zijn u vergeven? of te zeggen: Sta op en wandel?

6 Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde, de zonden te vergeven (toen zeide Hij tot den geraakte): Sta op, neem uw bed op, en ga heen naar uw huis.

7 En hij opgestaan zijnde, ging heen naar zijn huis.