3 Zij spreken valsheid, een ieder met zijn naaste, met vleiende lippen; zij spreken met een dubbel hart.
4 De HEERE snijde af alle vleiende lippen, de grootsprekende tong.
3 Zij spreken valsheid, een ieder met zijn naaste, met vleiende lippen; zij spreken met een dubbel hart.
4 De HEERE snijde af alle vleiende lippen, de grootsprekende tong.